Mijn analyse gaat op twee niveaus in tegen Ogawa?'s eindspeltheorie.
Ik ben daarom geëvolueerd naar een andere vuistregel: speel éérst sente-zetten, en dan pas gote-zetten, en besteed tijd aan de evaluatie of iets écht sente is. Volgende diagrammen zouden dit moeten verduidelijken.
In Diagram 1 zien we twee mogelijke eindspelzetten. a is een hane-connect en is "sente", in de zin dat Wit ooit moet antwoorden. b redt 4 stenen van vangst. De gemerkte stenen en punten geven aan dat die niet meetellen in de "zero toestand": ze kunnen nog neutraal worden of winstpunten worden.
a is "sente" voor Zwart maar gote voor Wit, en dus in de Ogawa-berekening 2x3=6 punten waard: Zwart maakt 2 punten, Wit zou er 1 maken tov de zero toestand (de omcirkelde punten). En sente is x2.
Het redden van de 4 stenen met b is 8 punten waard.
Volgens Ogawa moet Zwart dus eerst spelen in "gote", waarna Wit
speelt in "reverse sente". Ten opzichte van de zero toestand maakt Wit 2 punten en Zwart 0. W+2
Echter, Zwart a in Diagram 1 is sente: als Wit hier niet antwoordt, gaat haar grootste gebied naar de haaien. De opvolging is groter dan het vangen van de vier stenen, namelijk 10 punten.
Als Wit beantwoordt met
, verbindt Zwart onderdoor. Ten opzichte van de neutrale situatie maakt Wit 8-9=-1 punten en Zwart 1 punt. Z+2
Als Wit lokaal beantwoordt, dus Zwart speelt
in sente, dan dekt Zwart vervolgens op
. Ten opzichte van de neutrale situatie maakt Wit 0, en Zwart 1. Z+1. Dit is het beste voor beiden.
In Diagram 2 is het Witte gebied aanzienlijk kleiner. Nu is de opvolging van Zwart A niet 10 punten maar 6 punten waard.
Dat betekent dat het voor Wit niet langer positief is om te beantwoorden: zij neemt de vier stenen.
In Diagram 2 werkt de telwijze van Ogawa. De 8 punten gote is groter dan de 3 punten sente, omdat de opvolging van de sente kleiner is dan 8.
In Diagram 1 werkt de telwijze van Ogawa niet omdat de opvolging van de sente groter is dan 8.
Je kan nu zeggen dat het onmogelijk is om bij elke node de eindspelanalyse te herhalen, en dat is ook wel waar, zeker bij tijdsbeperking. Het is ook niet toevallig dat ik deze analyse opvoerde bij een DGS-partij.
Maar anderzijds is een sterke waarschuwing nodig dat zetten die sente lijken, verre van altijd sente zijn. Slechts héél weinig zetten zijn absoluut sente. En de zetten die wél sente zijn, zijn dan ook groter dan de meeste andere (gote-) zetten, ongeacht de "sente = x2" formule.
In partijen met tijdsbeperking hebben we geen tijd om alles te evalueren. Een zet die een groot gebied dreigt te reduceren, of die een groep ondermijnt, kunnen we als sente beschouwen. Die sente is altijd groot, zelfs als hij op zichzelf weinig punten maakt. Andere zetten evalueren we op hun grootte, waarbij we de opvolging bij tenuki moeten meenemen in de berekening. Die analyse vergt wat meer tijd dan de Ogawa-methode, maar niet zó veel meer, en verschaft een veel beter inzicht en vaak genoeg een andere volgorde.
De belangrijkste troef van een kritische eindspel-analyse is de optie tot mutual damage. Zodra je beseft dat sente ook maar een kwestie is van het eens zijn met elkaar, word je vermogen tot weerstand veel groter, en verander je van een slaafse in een combattieve beoefenaar van het eindspel.